Hoe werken je gewrichten?
Gewrichten zijn de verbindingen tussen je botten die ervoor zorgen dat ze ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. De bewegende botdelen worden bijeen gehouden door gewrichtsbanden.
De soepelheid van onze gewrichten wordt grotendeels bepaald door het kraakbeen. Dit is de elastische ‘bekleding’ van de uiteinden van je botten – de plaats waar ze over elkaar heen schuiven tijdens het bewegen.
Kraakbeen vermindert de wrijving tussen bewegende botten en fungeert als een soort schokdemper.
Aan de binnenkant van het gewrichtskapsel zit het synoviaal vlies. Dat vlies zorgt voor de productie van synoviaal vocht: een smeervloeistof die ervoor zorgt dat de gladde kraakbeenoppervlakken goed over elkaar kunnen glijden.
Aangezien soepele gewrichten en sterke botten hand-in-hand gaan, is het belangrijk om ook je botten sterk te houden. Tot de leeftijd van 30 jaar ongeveer wordt er meer bot aangemaakt dan afgebroken.
Daarna daalt de botmassa omdat de botafbraak hoger is dan de botaanmaak, zelfs bij een gezonde levensstijl. Met de leeftijd neemt je botsterkte dan verder af.
Als gevolg van ouder worden, intensief sporten, zware of repetitieve fysieke activiteiten of trauma’s (verstuikingen, breuken,…) kan de beweeglijkheid van de gewrichten afnemen.
Het kraakbeenweefsel wordt dan dunner en minder elastisch waardoor het bot minder beschermd wordt. Je kan dan bot-op-bot contact krijgen bij het bewegen – met pijn als gevolg.
De meest gevoelige gewrichten zijn de ‘dragende’ omdat die het meest belast worden:
- Knieën
- Heupen
Maar ook volgende gewrichten laten zich vaak voelen:
- Onderrug
- Ellebogen
- Schouders
- Kleine handgewrichten
Door gevoelige knieën wordt het moeilijker om:
- trappen en hellingen op en af te gaan
- te lopen
- recht te staan na lang stilzitten
- te hurken
- lang stil te staan
Door een gevoelige heup wordt het moeilijker om:
- recht te staan na lang stilzitten
- lang stil te staan
- te fietsen
- in en uit de auto te stappen/ auto te rijden
- te liggen op de pijnlijke heup
Door gevoelige handen wordt het moeilijker om:
- een pot open te draaien
- te remmen met de fiets
- een pan vast te houden
- aardappelen te schillen
Door een gevoelige elleboog wordt het moeilijker om:
- erop te steunen om jezelf op te duwen
- te fietsen
- boodschappen te dragen
Door gevoelige schouders wordt het moeilijker om:
- voorwerpen uit de kast te nemen
- boodschappen te dragen
- te liggen op de pijnlijke schouder
- je beha vast/los te maken
Door een gevoelige onderrug wordt het moeilijker om:
- langdurig bepaalde houdingen aan te houden (lang staan/zitten)
- iets van op de grond op te rapen
- op hakken te lopen